Kwartiermaken is werken aan gastvrijheid. Doortje Kal 11/10/07 Gent

adminVisieteksten door Poco Loco medewerkers

 

Deze tekst is opgesteld door Doortje Kal n.a.v. de lezing die zij gaf tijdens de manifestatie “Heb je even voor mij …”

Deze manifestie droeg de ondertitel “Cliënten van de Oostvlaamse ontmoetingshuizen verwerven een plaats in de samenleving” En was het resultaat van de samenwerking tussen Poco Loco, De Loft en Zig Zag.

Deze studiedag ging door op 11 oktober 2007 en handelde over kwartier maken en empowerment.

De tekst van Doortje bespreekt uitvoerig de term kwartiermaken.

 

… Kwartiermaken is niet louter koersen op zelfredzaamheid – die koers zet kwetsbaarheid en handicap te zeer in een negatief daglicht. Kwartiermaken is juist uit op een samenleving waarin mensen mee kunnen doen mèt hun kwetsbaarheid; kwartiermaken zet in op een samenleving die kwetsbaarheid is toegewijd zonder dat – de andere valkuil – mensen tot hun handicap gereduceerd worden; in dat geval zouden mensen met handicaps niet de kans krijgen hun talenten te gebruiken…

Kwartiermaken  “werken aan gastvrijheid”

Normal 0 21 false false false MicrosoftInternetExplorer4 st1\:*{behavior:url(#ieooui) } /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:10.0pt; font-family:”Times New Roman”; mso-ansi-language:#0400; mso-fareast-language:#0400; mso-bidi-language:#0400;} Doortje Kal  11/10/07 Gent

 

Het eerste project kwartiermaken vond plaats in Amsterdam Daar werkte ik bij twee dagactiviteitencentra (DAC’s ), waarvan een in het centrum van Amsterdam. Dit DAC was erg gastvrij en veel mensen met een psychiatrische achtergrond en soms ook verslaafden vonden daar een thuis. Het DAC werd echter steeds voller en bij ons als leiding werd de vraag steeds prangender of het niet aan de orde was dat de traditionele buurtcentra ook voor deze populatie hun deuren zouden openen. En was het in het kader van de vermaatschappelijking niet de verantwoordelijkheid van de betreffende stadsdelen om in hun stadsdeel te zorgen voor wat wij toen noemden ‘een tolerante infrastructuur’ waarin mensen met een psychiatrische achtergrond en anderen die met uitsluiting kampten, makkelijker hun weg zouden kunnen vinden.

Aldus gedacht trokken we met financiële steun van de stadsdelen twee (parttime) opbouwwerkers aan die aan deze tolerante infrastructuur zouden gaan werken, of – zo noemden we het ook – aan ‘betrokkenheid in de samenleving’. Deze opbouwwerkers legden (natuurlijk) eerst hun oor te luisteren bij de doelgroep. Wat hadden zij nodig als ze het DAC wilden verlaten? Een heel belangrijke verlangen dat naar voren kwam was het hebben van een maatje (of een coach of gids), iemand van buiten de sfeer van de geestelijke gezondheidszorg die zou kunnen vergezellen in de vaak als onherbergzaam ervaren wereld. In mijn boek noem ik dit als  voorbeeld van kwartiermaken onder (mede)burgers. Vriendendiensten mobiliseren ‘betrokkenheid bij burgers’ om mensen onder de mensen te brengen. Intussen bestaan er in Nederland meer dan vijftig van dergelijke vriendendiensten. Vaak organiseren deze vriendendiensten nog allerlei ‘nevendiensten’ (zie op www.mezzo.nl ‘vrijwilligerszorg’ en kies dan ‘vriendendienst’). 

 

Kwartiermaken is werken aan niches

Een aantal jaar later was ik als preventiewerker in de gelegenheid weer een project kwartiermaken op te zetten (inclusief een vriendendienst).  In dat Zoetermeerse project is het begrip niche een belangrijke rol gaan vervullen (Tine van Regenmortel sprak er ook al over). Een niche – een term uit de ecologische biologie – duidt op een specifiek geheel van omgevingsfactoren die voor de handhaving van een specifieke populatie belangrijk is. Een niche is een prettige plek, met betrokken mensen, emotioneel steunend en met als zinvol ervaren activiteiten; een plek waar mensen zichzelf weer als handelend persoon kunnen zien, een plek waar je je eigen overlevingsstrategieën kan uitproberen. Een plek ook waar een gevoel van eigenwaarde kan worden ontwikkeld, een omgeving die uitnodigt tot medezeggenschap in het eigen herstelproces, kortom, een plaats van empowerment.

Kenmerkend voor een niche (of ‘tussenruimte’) is dat de persoon met handicap zich er welkom weet, ook als hij niet in staat is volgens geldende codes te handelen. Er wordt plaats geboden aan iemand die je misschien niet in alle opzichten kunt plaatsen. Een niche als tussenruimte kenmerkt zich ook door opschorting van de prestatiemaatschappij omdat die juist uitsluiting teweegbrengt. Een tussenruimte, niche of wijkplaats heeft de potentie om tegen processen van marginalisering en uitsluiting in, verbindingen tussen mensen te stichten en te voeden.

 

Maatje ter plaatse

Wel, het is duidelijk dat jullie ontmoetingshuizen zulke niches in de samenleving zijn, maar uit uiteenlopend onderzoek blijkt ook dat mensen meer nodig hebben om zich minder patiënt en meer burger te voelen. De vraag die kwartiermakers stellen is hoe we kunnen werken aan niches buiten de dagactiviteitencentra (of inloophuizen). In Zoetermeer was een belangrijke opbrengst van het kwartiermaakonderzoek onder cliënten ‘het maatje ter plaatse’.

Het is een eenvoudig concept, nog eenvoudiger dan het ‘één op één contact’ van de Vriendendiensten. Ter plaatse van de activiteit waaraan iemand deel wil nemen: een sportclub, een klaverjasclub, een computerles of vrijwilligerswerk in de kinderboerderij, wordt een maatje gezocht. Dat is dus iemand die al op die club zit of het vrijwilligerswerk al doet. Dit maatje heeft tot taak iemand zich thuis te laten voelen, het ijs te breken mocht dat nodig zijn, iemand wegwijs te maken en als vraagbaak te functioneren. Zo’n maatje kan op de achtergrond blijven en ongemerkt ‘zijn werk’ doen, of meer openlijk. Het maatschap mag niet leiden tot betutteling. Het gaat erom rekening te houden met iemands beperking. Als de sfeer al veilig en zorgzaam is, is zo’n maatje misschien niet nodig. Een beroepskracht of coördinator van een activiteit zal het best zicht erop hebben of een maatje nodig is. 

 

Een mooi voorbeeld van de spanning die kan ontstaan wanneer een door anderen ervaren ‘vreemde ander’ plotseling een activiteit binnenkomt, is te vinden in de in 2005 uitgebrachte film As it is in heaven van de Zweedse regisseur Kay Pollak. De film bevat een scène waarin Tore, een jongeman met een verstandelijke handicap, tijdens de repetitie van het kerkkoor binnen komt lopen en zegt lid van het koor te willen worden. De manager van het koor, een oom van de jongeman, legt aan de koorleden uit dat zijn neef niet kan lezen en schrijven en al helemaal geen muziek van blad kan lezen, dat hij achterlijk is, nauwelijks een verstaanbaar woord kan uitbrengen en voortdurend een last voor anderen is. Bovendien zal hij het niveau van het koor, dat net een beetje omhoog is gegaan dankzij de komst van een nieuwe dirigent, weer omlaag halen. Als noch de koorleden, noch de dirigent in deze overwegingen een reden zien om Tore het lidmaatschap te weigeren, barst zijn oom in woede uit. Hij had zulke grootse plannen met het koor en daar werkt hij dag en nacht voor. Zo’n achterlijke jongen tussen hen in, dat is toch geen gezicht op het jaarlijkse korenfestival. Zo wordt het nooit wat met dit koor.

Wat hier in de vorm van filmische verbeelding wordt getoond wijkt nauwelijks af van wat zich in de werkelijkheid kan afspelen en vaak afspeelt als mensen met een  handicap deel willen gaan nemen aan allerlei gemeenschappelijke activiteiten die in onze samenleving heel vanzelfsprekend zijn. De deelname van mensen met een  handicap ontpopt zich niet zelden als een ondermijning van bestaande gewoonten. Die inbreuk op de er heersende ‘ethiek’ is voor veel mensen beangstigend.

Echter, Tore, de jongeman uit de film As it is in heaven, wordt lid van het kerkkoor. Het kerkkoor wordt zijn vriendenkring. Het kerkkoor kan zichzelf niet meer denken zonder hem. Alle betrokkenen veranderen doordat ze leren een beter verhaal te vertellen over zichzelf en anderen, over hun relaties met elkaar en met de wereld: verbonden, open, respectvol en zonder angst. Het is sociale integratie in haar meest essentiële vorm. 

Het is ook – in de woorden van Halleh Ghorashi – ‘de moed een stap opzij te zetten’; jezelf toelaten een beetje te ontwortelen om anderen beter te laten wortelen. Dat is tevens de basis van vernieuwing en verrijking, de basis voor een vitale samenleving. 

 

 

Ik ga nu nog iets meer in het algemeen op kwartiermaken in.

Kwartiermaken hanteert drie uitgangspunten:

  1. mensen met een psychiatrische achtergrond willen graag meedoen maar krijgen onvoldoende kans daarvoor
  2. dat vraagt om gastvrijheid
  3. om werkelijk gastvrij te zijn is het vaak nodig om iets buiten het gewone te doen – voor een buitengewone ander.

 

Kwartiermaken vraagt erom te onderzoeken hoe de gewone gang van zaken mensen die ‘anders’ zijn uitsluit en wat er gedaan moet worden om die uitsluiting ongedaan te maken. Hoe kunnen mensen met beperkingen beter welkom worden geheten?

Kwartiermaken is niet louter koersen op zelfredzaamheid – die koers zet kwetsbaarheid en handicap te zeer in een negatief daglicht. Kwartiermaken is juist uit op een samenleving waarin mensen mee kunnen doen mèt hun kwetsbaarheid; kwartiermaken zet in op een samenleving die kwetsbaarheid is toegewijd zonder dat – de andere valkuil – mensen tot hun handicap gereduceerd worden; in dat geval zouden mensen met handicaps niet de kans krijgen hun talenten te gebruiken.

 

Multiloog

In Nederland heeft de psycholoog Heinz Mölders – o.a. geïnspireerd door de psychoseseminars in Duitsland – het concept multiloog geïntroduceerd. In de multiloog wordt geprobeerd om op niet-medicaliserende en niet-psychologiserende wijze over psychiatrische ervaringen te spreken met uiteenlopende betrokkenen: cliënten, familieleden en vrienden, hulpverleners en anderen die in hun werk, privé-leven of buurt te maken hebben met mensen met psychiatrische ervaringen. Doelstelling is om door middel van uitwisseling tussen de betrokkenen – ieder met eigen belangen maar op basis van gelijkwaardigheid – beter te leren begrijpen wat psychisch lijden betekent en wat mensen met bijvoorbeeld een psychose nodig hebben.

In het kader van vermaatschappelijking wordt voor uiteenlopende professionals soms psycho-educatie opgezet, waarbij de kennis van ziektebeelden en hoe ermee om te gaan centraal staat. Kwartiermakers vinden het belangrijk dat in dit leerproces ervaringsdeskundigen een centrale rol vervullen! Maar de cliënten zijn niet de enigen die hun ervaring inbrengen. Iedereen kan zijn of haar ervaring met psychiatrie naar voren brengen, inclusief de vragen waarmee men zit. In de multiloogbijeenkomsten gaat het om de vraag wat cliënten en wat de omgeving, oftewel wat de anderen nodig hebben om op open en eerlijke wijze met elkaar in contact te blijven. Via de ervaring van anderen (cliënten en niet-cliënten) blijken mensen die niets van hun psychotische part­ner, hun gekke klant, of hun erg typische huurder begrepen, – tot meer begrip te kunnen komen; er ontstaat meer helderheid en openheid over het ‘anders zijn’ van de ander. Sturend principe in de groep is de gelijkwaardige dialoog, het bevor­deren van een goede verstandhouding, ook over het schijnbaar onbegrijpelijke. Psychoses of ander psychisch lijden is vaak aanleiding tot spraakverwarring. Daardoor brengen psychotische of andere gektes verwijdering teweeg tussen ‘partijen’. Multiloog stimuleert opnieuw het gesprek en wekt daardoor begrip, betrokkenheid en solidariteit.    

 

Sociale integratie en de rol van verhalen

Wij noemden ons kwartiermaakproject aanvankelijk het project ‘sociale integratie’. Ik wil bij deze ‘sociale integratie’ iets langer stil staan. Want wat verstaan we daaronder? Ik maak daarvoor een uitstapje naar de oratie van Herman Meininger, net als het congres Kwartiermaken in de WMO, op 22 mei j.l. gehouden. Zijn leerstoel heet: sociale integratie van mensen met een verstandelijke handicap. De titel van zijn oratie: Verhalen verbindeneen narratief-ethisch perspectief op sociale integratie van mensen met een handicap.

Meininger gaat uit van het verlangen van veel mensen met een handicap om mee te tellen en mee te doen in de eigen leefomgeving, in nabije sociale verbanden en in de bredere samenleving. Hij meent dat het project van sociale integratie niet is mislukt, maar dat herbezinning erop hard nodig is. Zijn stelling is dat vooral het vertellen en beluisteren van verhalen mensen met elkaar verbindt en zodoende processen van sociale integratie op gang brengt en gaande houdt.

Achtergrond van zijn kritiek op het begrip ‘sociale integratie’ is dat het teveel over fysieke integratie gaat – van de inrichting naar de wijk, of functionele integratie – de huisarts en misschien de welzijnswerker komen weer in zicht, maar dat het daarbij blijft….terwijl sociale integratie zou moeten gaan over de onvoorwaardelijke aanvaarding van de ene mens door de andere. We moeten oppassen meent hij – en ik betoog dat ook in mijn proefschrift – dat in het ‘burgerschapsparadigma’ het anderszijn niet toch te zeer verschijnt als iets dat geassimileerd moet worden tot ‘normaal’ burgerschap. Steeds lijkt op de achtergrond van een dergelijke visie een ideaal van de samenleving te staan waarin verschillen tussen mensen uitgewist worden. Een rehabilitatie tot ‘brave burger’. Dat kan – en dit is Meiningers angst – leiden tot een nieuwe opsluiting van mensen met een handicap: de opsluiting in het gewone, het herkenbare, het sociaal geaccepteerde. De normaliteit wordt daarmee onveranderd geaccepteerd. Het verontrust zijn/raken door de confrontatie van vreemdheid en andersheid wordt niet erkend en er wordt dus niet echt iets meegedaan. Onze cultuur, begrijpt vreemdheid en verschil alleen maar door het te normaliseren, onzichtbaar te maken of te elimineren, door het te onderschatten of het te overschatten.

Kwartiermaken komt op voor sociale integratie als een interpersoonlijk proces dat helpt om mensen die zich ‘een vreemde ander’ voelen of door anderen als ‘vreemde ander’ worden gezien, te erkennen en te waarderen in hun eigenheid, dus niet ondanks, maar mèt de kenmerken (beperkingen en verschillen) die als vreemd worden waargenomen. Sociale integratie als interpersoonlijk proces heeft als perspectief dat mensen die leven met een handicap deel gaan uitmaken van een gemeenschap die een positieve bijdrage levert aan hun zoektocht naar een zinvol bestaan èn dat zij, omgekeerd worden aanvaard en erkend in hun bijdrage aan die gemeenschap. Verhalen – o.a. zoals door Lieven, Frans en Patricia hier en in de film verteld – hebben de potentie om de dialoog met het ongewone te openen en zo verbindingen tussen mensen te scheppen.

 

Stop de wereld, ik wil erop

Dit voorjaar verscheen het boek van Arnhild Lauveng Morgen ben ik een leeuw. Hoe ik mijn schizofrenie overwon (uitgeverij Archipel). Zij schrijft over haar gekte, over de systemen om haar heen en over de uiteindelijke verandering. In haar boek zitten veel aspecten van kwartiermaken. Veel mensen vallen van de wereld, of ze springen er af, omdat ze ‘de wereld’ niet bij kunnen houden, of het niet eens zijn met de gang van zaken; ze worden er soms ook afgeschopt.

Lauveng: ik vind het een probleem om weer op die wereld te komen, terwijl hij gewoon doordraait. Voor veel mensen draaien de pogingen er weer op te springen uit op nieuwe teleurstellingen en kwetsuren. Om weer op die draaiende wereld te springen, had ik helpers nodig: mensen die met mij mee liepen en mij ook een stukje grond lieten om mijn eigen oplossingen te kweken. Helpers die ruimte en tijd namen, met mij samenwerkten, mijn zwakheden compenseerden en mij bij alles betrokken omdat het mijn leven was. Helpers die mij niet vastpinden op mijn ziekte, maar in mij als mens geïnteresseerd waren. Helpers die mij mijn verantwoordelijkheid niet ontnamen, maar mij ook niet een te grote verantwoordelijkheid opdrongen. Helpers die hielpen mijn gevoel van eigenwaarde overeind te houden. Helpers bij de sociale dienst en de dienst volkshuisvesting, die als sleutelfiguren fungeerden en mij op de noodzakelijke springplank hielpen om de sprong te kunnen wagen naar de wereld. Mensen die hielpen als de wereld te hard werd en soms een buffer wilden zijn tegen de vernietigende eenzaamheid, als die weer opdook. Helpers ook die maatjes organiseerden (Lauveng noemt het ‘assistenten’) op plekken die nog niet veilig genoeg waren.

Wel, kwartiermakers zijn soms deze helpers (zie de film Vreemde gasten), maar ze willen vooral bestaande functionarissen in de samenleving (en binnen de geestelijke gezondheidszorg), en ook medeburgers aanmoedigen en aansporen om die helper te zijn. Opdat mensen met een psychiatrische achtergrond weer hoop kunnen hebben en hun dromen kunnen realiseren, weer op de wereld kunnen springen – maar een beetje een veranderde wereld. Dat mensen met een psychiatrische achtergrond in het kwartiermaken zelf een sleutelrol kunnen vervullen, bewijst het indrukwekkende boek van Arnhild Lauveng.

 

Verder lezen

Doortje Kal (2001) Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boom

Gerda Scholtens (2007) Acht keer kwartiermaken. Een verkennend onderzoek naar de methodische aspecten van kwartiermaken. Amsterdam: SWP

Herman Meininger (2007) Verhalen verbinden. Een narratief-ethisch perspectief op sociale integratie van mensen met een verstandelijke handicap (oratie) o.a. in: Herman Meininger  (red.)(2007) Plaatsen waar plek is. Perspectieven op onderzoek naar sociale integratie van mensen met een verstandelijke handicap. Amersfoort: ’s Heeren Loo

Doortje Kal (2007) De moed opzij te stappen. Interview met Halleh Ghorashi (n.a.v. kwartiermaakcongres 2007), Deviant – tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij, nr 54, september

www.kwartiermaken.nl